Het is een lastig dilemma. Gras vinden paarden lekker en het bevat ook nuttige voedingsstoffen. Daarnaast is grazen gezond voor lijf, leden en hun brein. Maar als ze er teveel van eten worden ze dik. Dat brengt allerlei gezondheidsproblemen met zich mee, zoals de kans op insuline resistentie of hoefbevangenheid. Een graasmasker kan een oplossing zijn, maar hoe wen je je paard daaraan?
Stel je voor, je hebt honger en je krijgt een bord met lekker eten voorgeschoteld. Maar je krijgt een heel klein vorkje, waardoor je er alleen met mini hapjes van kunt eten. Om boos van te worden, toch? Veel paarden worden gefrustreerd als ze voor het eerst een graasmasker om krijgen en leren dan snel hoe hij weer af kan. Een graasmasker is een korf die je om de mond bevestigt, met kleine openingen waardoor slechts een paar sprietjes per hap kunnen worden gegeten. Ze zijn er van plastic, rubber, nylon of ander sterk geweven materiaal en kunnen aan een halster of met een band achter de oren worden vastgemaakt.
Trek tijd uit
Wil je je paard toch graag in de wei zetten, maar mag hij niet te dik worden, dan kan een graasmasker uitkomst bieden. “Trek er dan wel wat tijd voor uit om hem er op de goede manier aan te laten wennen”, zegt gedragsdeskundige Dr. Machteld van Dierendonck. Zij heeft zelf IJslanders, een sober ras, dat aanleg heeft voor insulineresistentie. Haar snel-te-dikke paarden gaan twee keer anderhalf uur per dag in de wei met een graasmasker om. Daarnaast hebben ze onbeperkt gerstestro en krijgen ze ’s nachts hooi in een slowfeeder. “De meeste mensen doen zo’n graasmasker eerst eens om op stal, om te laten wennen. Dat kan, maar zorg dat je paard geen honger heeft als je dat doet. Geef hem dus eerst een beetje hooi of iets anders, wat hij gewoon mag opeten, zodat de ergste trek eraf is. Net als je met een slowfeeder doet: beetje los hooi er bij geven om frustratie te voorkomen.”
Associatie met leuks
Als paarden het dragen van een graasmasker moeten leren, geeft Machteld er de voorkeur aan om ze eerst een uurtje zonder te laten grazen in een goede wei met gras van 5 à 10 centimeter lang, zodat de eerste honger is gestild. Daarna gaat het masker om. “Doe dat eerst vijf minuten en herhaal dat de dagen erna, waarbij je de tijdsduur steeds wat langer maakt en korter na het in de wei zetten begint. Ik geef ze de eerste keer ook wat lange dunne stukken wortel door de gaten van het masker en zet de dag erna wat stukjes wortel rechtop in de grond, zodat ze ontdekken dat ze zo kunnen eten. Afhankelijk van hoe slim ze zijn, zijn ze er in twee tot vier dagen aan gewend dat ze er prima mee kunnen grazen. Mijn paarden zijn er inmiddels zo vertrouwd mee dat ze vrolijk naar me toe komen als ik met de maskers aankom, want dan weten ze dat ze in de wei mogen. Ze associëren de maskers met iets leuks. Als ze er goed aan wennen, kunnen ze er ook hooi of blaadjes van een boom mee eten. Mijn paarden groomen elkaar zelfs met zo’n ding om.”
Tandslijtage
Het is belangrijk dat het masker goed past bij de vorm van het hoofd van je paard. Dat is maatwerk en het is meestal niet vanaf een plaatje op een verkoop-website te bepalen. Als het niet goed zit, kan het nare schuurplekken veroorzaken, waardoor een paard het masker zeker niet graag om wil. Of hij ziet kans om het zelf in de wei af te doen, waarna hij alsnog teveel eet. “Let er op dat hij er goed mee kan ademen, dus dat de neusgaten niet bedekt zijn. Hij moet er ook mee kunnen drinken”, waarschuwt Machteld.
Er zijn paardentandartsen die waarschuwen voor slijtage aan de voortanden bij veelvuldig gebruik. “Ik heb dat nog niet meegemaakt. Wel bij sommige slowfeeders, vooral als die ruwmetalen spijlen hebben. Maar het is zaak dat je zo’n masker niet constant om laat. Doe het af als je paard niet in de wei staat.”
Weidegang aanpassen
IJsbrand Muller, beheerder van de Paardenkamp heeft ooit wel eens een graasmasker geprobeerd bij een bewoner, maar dat beviel niet. “Dat paard raakte er vreselijk gefrustreerd van, die stond alleen maar met zijn hoofd in de lucht.” Omdat te dik zijn een groot probleem voor de gezondheid is, wordt daar bij de Paardenkamp veel aandacht aan besteed. “Wij lossen dat op door de omstandigheden aan te passen. Daarvoor verdelen we de paarden over verschillende groepen. De paarden die matig of slecht eten, mogen in het voorjaar als eerste op het verse gras, zodat ze lekker in conditie kunnen komen. Die eten namelijk toch niet teveel. Van de 35 à 40 paarden die in het Paddock Paradise veel bewegen, mag het deel dat daardoor iets dunner is geworden daarna het malse gras in. De iets dikkere paarden laten we langer in het Paddock Paradise, waarbij we zorgen dat ze meer moeten lopen om aan eten te komen, door de plekken waarop we het aanbieden verder uit elkaar te halen. Daarna mogen ze ook op een perceel weide dat niet te rijk is. De ergste dikkerds mogen pas rond augustus in een wat oudere weide, waar de meeste kracht uit is. Ook de Shetlanders zijn ingedeeld in groepen naar gelang hun omvang.”
Grote mazen
Het hooi dat de paarden in het Paddock Paradise krijgen wordt afgedekt met netten. Aanvankelijk werden over het ruwvoer netten gebruikt met kleine mazen. “Dat werkte voor ons niet. De paarden stonden daar lang aan te plukken en kregen onvoldoende binnen. Ook merkte de tandarts het aan de gebitten. We gebruiken nu netten met grotere mazen (10 x 10 cm), zodat ze wel hele happen tegelijk kunnen pakken. We willen ze namelijk niet beperken in de voeropname, maar proberen het knoeien wat te minderen en dat bevalt ons heel goed”. vertelt IJsbrand Muller.
(Tekst: Tessa van Daalen, foto: Nikki de Kerf)