Wat is een warmbloedpaard?

In de paardenwereld wordt gesproken van ‘warmbloeden’ en ‘koudbloeden’. Het zijn termen die zijn ontstaan in het verleden, die niets te maken hebben met de feitelijke temperatuur van het bloed. Die is namelijk bij alle paarden tussen de 37,5 en 38,5. Het is een aanduiding van bouw en temperament.

 

Wanneer precies voor het eerst de uitdrukking ‘warmbloedpaard’ wordt gebruikt is niet duidelijk. De term dook op na de Napoleontische tijd. Aan de basis staan kruisingen tussen zwaardere typen paarden, die werden gebruikt voor landbouw, en Arabische of Engelse volbloeden. De gespierde koudbloeden zijn rustige, sterke paarden, die korte passen maken en daardoor uitermate schikt zijn voor zwaar trek- of draagwerk. Als rijpaard waren ze echter niet zo handig. Daarvoor wil je iets dat meer ‘go’ heeft, prettiger is om op te zitten, sneller kan en -zeker vanuit het oogpunt van oorlogvoering-  wendbaarder is.

 

Edeler
Uit oude geschriften blijkt dat het vanaf de 18e eeuw steeds populairder wordt om zware koudbloeden te ‘veredelen’ met de inzet van Arabische en Engelse volbloedhengsten. Het mengen van inheemse rassen met Arabisch bloed begon in Spanje en Portugal al tijdens de Moorse overheersing. Het barokke paard is ook een warmbloed. Maar ook de Engelse racepaarden waren in trek voor veredeling. De kruisingen zorgden voor een zeer geliefd type paard. Ranker van uiterlijk, lichtvoetiger en in de ogen van liefhebbers ‘edeler’ dan de koudbloeden. Daardoor werden dergelijke mooie, sierlijke paarden ook een prestige object voor de adel.

Zeker als na de Tweede wereldoorlog de rol van paarden in de landbouw steeds verder wordt teruggedrongen door de opkomst van de tractor, maar het recreatieve paardrijden een grote vlucht neemt, raakt de luxere warmbloed meer in zwang.

 

KWPN
In Nederland bestonden in de 19e eeuw al meerdere regionale stamboeken die veulens officieel registreerden. Na enkele fusies werden deze in 1970 samengevoegd tot het WPN (Warmbloed Paardenstamboek Nederland), dat in 1988 het predicaat ‘Koninklijk’ kreeg. Sindsdien wordt de afkorting KWPN gebruikt om warmbloeden aan te duiden, die bij dit stamboek zijn geregistreerd. Maar ook in andere landen zijn er warmbloedfokkerijen. Kenmerk is dat er wordt gefokt met hengsten die voldoen aan criteria van het desbetreffende stamboek. Van een bepaald ras is geen sprake. Het is een mengeling. Omdat de eisen voor uiterlijk en karakter soms dicht bij elkaar liggen, zijn de overeenkomsten tussen warmbloedpaarden van verschillende stamboeken vaak groot. Het KWPN schrijft op de website dat ’het fokdoel wordt aangepast aan de praktijkbehoefte’. Omdat warmbloeden zo’n mengelmoes zijn, komt het soms voor dat afstammelingen meer kenmerken hebben van vroege voorouders in plaats van hun directe ouders. Dat geldt niet alleen voor uiterlijk, maar ook voor karakter. Doordat bij de meeste warmbloedstamboeken veel is geregistreerd qua kenmerken, is aan de hand van de foklijn wel het nodige te voorspellen over hoe een fokproduct uitpakt.

 

Oude warmbloeden
Ook bij De Paardenkamp staan verschillende warmbloeden. Het valt beheerder IJsbrand Muller op dat ze qua karakter sensibeler zijn dan hun koudbloed-soortgenoten. Toch verdwijnen die scherpe kantjes vaak grotendeels als ze, zoals bij De Paardenkamp gebruikelijk is, met veel soortgenoten dagelijks in de wei lopen. “We hebben hier bijvoorbeeld ook een aantal oude paarden van de bereden politie, dat zijn warmbloeden. Maar dat zijn qua karakter toch al de rustiger types. Uiteindelijk zijn het ook gewoon paarden en door ze een zo natuurlijk mogelijk leven te bieden, worden ze allemaal kalmer.”

 

(Bronnen: website KWPN, Pferdepassion Dr. Ernst Bilke, Het Nederlandse Paard tot 1950 Wouter Slob, met dank aan Karel de Lange)
(Tekst: Tessa van Daalen, foto: Nikki de Kerf)