De leverbot houdt van vocht
Behalve wormen kunnen paarden nog een andere nare parasiet oplopen: de leverbot. De larven ervan kunnen de lever van een paard ernstig beschadigen. Het risico is groter bij natte weilanden.
Er zijn meerdere soorten leverbotten. De Fasciola hepatica is twee tot vier centimeter lang. Daarnaast bestaat er ook een kleinere, de Dicrocoelium dendriticum. Beide soorten maken voor voortplanting gebruik van een tussengastheer. De larven van de Fasciola die uit eitjes komen nestelen zich in zoetwaterslakken, die in plassen, sloten of greppels leven. De larven van de Dicrocoelium gebruiken daar soms ook mieren voor. De slakken laten aan het eind van hun leven een slijmprop achter waar de larven in zitten. Besmette mieren raken zo aangetast dat ze alleen nog maar omhoog klimmen in grashalmen. In beide gevallen kunnen de larven dan door grazend vee worden opgegeten. Of door een paard. Komen ze in de darmen van een paard terecht, dan doorboren ze de darmwand en banen ze zich een weg naar de galgangen. Daarbij beschadigen ze de lever door de gaten die ze erin maken, op weg naar hun bestemming. Eenmaal in die galgangen ontwikkelen ze zich tot leverbotten. Die kunnen duizenden eitjes per dag leggen. De eitjes komen via de gal in de mest terecht, waarna het hele verhaal opnieuw begint.
Uitdrogen?
Leverbotten geven de voorkeur aan herkauwers, zoals schapen en koeien. Ze kunnen daarin echter heel veel eitjes produceren. Als je je paard in een weiland zet met deze dieren of in een wei waar daarvoor ander vee heeft gestaan én er is een waterpoel of een andere natte plek, dan is het risico op een besmetting groter. Overigens kunnen leverbotten ook een mens besmetten, dus nooit zomaar op een grassprietje kauwen!
Als een larf uit een ei kruipt, heeft hij snel een slak nodig om te overleven. Je zou dus denken dat ze in droge zomerperiodes allemaal dood gaan. Dat is helaas niet het geval. Ze kunnen ook in een soort ‘ruststadium’ voortleven tot de omgeving weer natter wordt. In goed gedroogd hooi of kuil sterven de larven, maar heb je een vochtige baal, dan houden ze het daarin lang vol.
Goede afweer
Hoe gevaarlijk zijn leverbotten voor paarden? Dat valt volgens deskundigen wel mee. Als een paard gezond is, heeft hij meestal genoeg weerstand tegen parasieten en bestrijdt zijn lichaam de larven voor ze schade kunnen aanrichten. Bij oudere paarden met verminderde afweer is het risico groter.
Zien de larven wél kans om de lever te bereiken, dan boren ze zich daar een weg doorheen, waardoor kleine bloedingen en ontstekingsreacties ontstaan. Als de beschadigingen genezen ontstaat littekenweefsel, waardoor de lever op die plek niet meer functioneert. Als dat een klein beetje is, is dat niet zo erg. Bij een grote hoeveelheid larven en dus het ontstaan van veel littekenweefsel is het een ander verhaal.
Lastig te zien
Het lastige is dat het moeilijk is om aan een paard te zien of er sprake is van een leverbotbesmetting. Omdat het vrijwel alleen voorkomt bij paarden met een lage weerstand, hebben die vaak ook andere kwaaltjes en parasieten. De symptomen zijn meestal vaag en makkelijk te verwarren met andere aandoeningen. Soms krijgen ze diarree, bloedarmoede, oedeem, gele slijmvliezen of worden ze sloom en mager. Maar dat wordt dan vaak toegeschreven aan andere parasieten, die makkelijker zijn aan te tonen. Bij standaard mestonderzoeken worden eitjes van leverbotten praktisch nooit gevonden. De vindkans is groter bij een speciale test met een hogere gevoeligheid. Bloedonderzoek kan meer uitsluitsel geven, bijvoorbeeld als de ontstekings- en leverwaarden verhoogd zijn.
Bestrijding
Er is nog een probleem met de leverbot. Van oudsher werd deze altijd bestreden met triclabendazole, maar daar zijn ze inmiddels vrijwel allemaal resistent tegen geworden. Er zijn wel andere middelen die voor koeien en schapen worden ingezet, maar die zijn officieel niet goedgekeurd voor paarden, waardoor er een speciale ontheffing moet worden aangevraagd voor gebruik. Dat gebeurt uiteraard alleen als er met een behoorlijke zekerheid sprake is van een leverbotbesmetting.
Besmettingshaard?
Als je wei droog is en er heeft geen ander vee gelopen, dan is het risico op een leverbotbesmetting volgens deskundigen klein. IJsbrand Muller, beheerder van de Paardenkamp heeft het nog nooit meegemaakt. “Wij zitten op droge grond en er staan alleen paarden in onze weiden.”
Meeste agrariërs in een gebied weten precies waar ze voorkomen, dus het kan de moeite zijn om het ze te vragen of jouw weiland een besmettingshaard is. Mocht je twijfels hebben en vermagert je paard zonder aanwijsbare andere redenen, overleg dan met je dierenarts. Die kan een uitgebreid onderzoek instellen waarbij bijvoorbeeld ook de leverwaarden worden gemeten. Nadeel is dan wel dat de schade al is geleden en niet meer is terug te draaien. Het is daarom verstandig om te zorgen dat de weerstand van je paard goed op peil blijft en snel in te grijpen als je veranderingen opmerkt. Daarnaast kun je een paard beter niet uit de sloot laten drinken en kun je natte plekken afzetten.
(Tekst: Tessa van Daalen, Foto: Anouschka Canters)